1. Dit protocol wordt door de ondertekenende staten bekrachtigd overeenkomstig hun grondwettelijke voorschriften. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie.
2. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie stelt de ondertekenende staten in kennis van
a) het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging;
b) de datum van inwerkingtreding van dit protocol.